De kleine Johannes, (Modernen A, zwart)

1. Primaire gegevens
Auteur: Frederik van Eeden (1860-1932)
Enige aanvullende informatie over de auteur:
- De enigszins raadselachtige Van Eeden was een socialistisch gezinde idealist met een grote liefde voor de natuur en belangstelling voor occulte verschijnselen, dromen (hij noteerde er honderderden van zichzelf), hypnose, de dood, demonen en spiritisme. Een zeer veelzijdig man: arts, psychiater, parapsycholoog, mysticus, filosoof, spiritist, dichter, toneel- en romanschrijver, essayist en sociaal hervormer, die in Nederland door weinigen begrepen en gewaardeerd werd (terwijl hij internationaal veel respect genoot). Zeker als psychiater was hij zijn tijd ver vooruit.
- 'De kleine Johannes' is het eerste verhaal dat Van Eeden onder zijn eigen naam uitbracht. In 1885 verscheen van hem de dichtbundel 'Grassprietjes' onder het pseudoniem Cornelis Paradijs.Van Eeden was een van de oprichters van De Nieuwe Gids. Het eerste nummer van dit tijdschrift opende met het eerste stuk van het verhaal. Het hele werk verscheen in drie delen in De Nieuwe Gids. In 1887 kwam het in boekvorm uit.Zoals de schrijver al aankondigde, zouden eventuele vervolgverhalen minder op een sprookje lijken. De twee volgende delen die in 1905 en 1906 uitkwamen, waren inderdaad minder sprankelend van taal. De boodschap die Van Eeden wilde uitdragen, kwam nog meer op de voorgrond te staan.De stijl van 'De kleine Johannes' wijkt met zijn sociaal idealisme af van het naturalisme (l'art pour l'art) dat De Nieuwe Gids predikte. Hij brak dan ook in 1893 met deze stroming.Andere boeken van Van Eeden, zoals 'Van de koele meren des doods' en 'Pauls ontwaken' zijn veel realistischer van opzet. Zij passen beter bij het naturalisme, hoewel ze dus later geschreven zijn.
Titel: De kleine Johannes (deel 1)
Uitgave: Athenaeum-Polak & van Gennep, 1983, Amsterdam. Het werd voor het eerst gepubliceerd in de eerste editie van het tijdschrift De Nieuwe Gids in 1885. In 1887 verscheen het voor het eerst in boekvorm de uitgeverij op dat moment was Salamander.
Pagina's: 156
Genre: Psychologische roman
2. Inhoud (samenvatting)
Lange samenvatting:
De kleine Johannes woont in een groot huis in de duinen, samen met zijn vader, zijn kat Simon en zijn hond Presto. Hij hoopt dat er ooit een wonder zal gebeuren. Johannes is bij zonsondergang altijd graag bij een vijver. De wolken om de zon lijken dan een gang naar een andere wereld die hij graag zou bezoeken. Op een avond vaart Johannes met een bootje naar het midden van de vijver. Dan komt uit de wolkgrot een gedaante gevlogen: de elf Windekind. Windekind wil Johannes' vriend worden als Johannes het bestaan van Windekind geheim houdt. Johannes belooft dat. Windekind vertelt dat de zon de vader is van zowel Johannes als Windekind, leert hem de taal van planten en dieren, maakt hem klein en neemt hem mee op reis. Ze bezoeken een krekelklas. Daar hoort Johannes dat dieren de mensen schadelijk vinden. Daarna komt hij op een groot bal in een konijnenhol. Oberon, de koning van de elfen, geeft hem een gouden sleuteltje dat op een verloren gouden kistje moet passen. Johannes moet om de dansers lachen. Windekind neemt hem mee voor hij de gasten nog meer kan beledigen. Een glimworm vertelt hen vervolgens het verhaal van zijn bruid die door mensen is meegenomen. Daarna valt hij tegen een konijn aan in slaap.
's Ochtends gelooft Johannes eerst niet wat hij heeft meegemaakt, tot hij het gouden sleuteltje nog blijkt te hebben. Op school kan hij zijn nieuwe kennis niet voor zich houden en hij krijgt straf. Een muisje waarschuwt hem om niet met zijn kennis te koop te lopen. Ook Windekind waarschuwt hem. Hij doet dit door het verhaal van twee meikevers te vertellen. Een jonge meikever vraagt een oudere kever naar de zin van het bestaan. De oudste antwoordt: eten, want als je genoeg gegeten hebt, word je opgehaald en naar het grote huis gebracht. De jongste heeft geen geduld en vliegt er zelf heen. Windekind weigert het slot te vertellen. In plaats daarvan helpt hij Johannes om het gouden sleuteltje veilig te verbergen.
Enige tijd later komt Windekind Johannes voorgoed halen. Johannes moet dan wel vergeten dat hij een mens is. Dan zal hij gelukkig kunnen leven. Johannes belooft dat. Op hun tocht komen ze een Vrede-mier tegen. Die vertelt dat zijn volk binnenkort de dertiende kolonie Strijd-mieren gaan uitroeien, omdat die denken dat zíj Vrede-mieren zijn. Direct daarna zien Johannes en Windekind een groep mensen die er een dagje op uit gaan. De dieren en zelfs de wolken verjagen hen, omdat zij niet in de natuur passen. Johannes vindt dit wreed. Windekind vertelt dan het eind van het verhaal van de meikever: die wordt gevangen en aan een touwtje geprikt. Ook vertelt hij dat God een kleine petroleumlamp is die verbleekt naast de zon.
In de herfst ontmoet Johannes Wistik, de wijste kabouter. Die zegt dat elke diersoort een eigen boekje heeft, maar dat er ook een boekje moet zijn dat iedereen groot geluk en vrede brengt. Deze nieuwe kennis maakt Johannes erg nieuwsgierig. Hij wil het boekje gaan zoeken. Windekind vindt dat Wistik maar wat beweert. Veel mensen hebben met hem gesproken en die blijven daarna ontevreden, altijd op zoek. Toch gaat Johannes opnieuw met de kabouter praten. Nu vertelt deze dat mensen het gouden kistje hebben en de elfen de gouden sleutel. Alleen in een lentenacht kan het kistje gevonden worden en een roodborstje weet de weg. Johannes raakt opgewonden, want hij heeft de sleutel. Hij gaat Windekind zoeken, maar voor het eerst heeft Johannes weer een mensenstem. De elf komt dan ook niet. Vol verdriet loopt Johannes een huis binnen dat in de buurt staat. Daar wordt hij liefdevol opgenomen. Hij blijft er de hele winter. Zodra het lente wordt, hoopt Johannes dat Windekind weer terugkomt. In plaats daarvan vindt hij Robinetta, een meisje dat een roodborstje bij zich heeft. Ze worden verliefd en gaan samen veel wandelen, waarbij Johannes vertelt van zijn tochten in de natuur. Hij noemt Windekinds naam niet. Dan komt Wistik vragen wanneer Johannes naar het boekje op zoek gaat. Hij vertelt er Robinetta over, die belooft te helpen. Tijdens het gesprek laat hij per ongeluk de naam Windekind vallen. De vogels en planten reageren verschrikt en praten daarna niet meer met hem.
De volgende dag brengt Robinetta Johannes bij haar vader. Die leest hem voor uit de bijbel. Johannes reageert teleurgesteld: dit is het mensenboek, niet het echte boekje. De vader stuurt hem weg en verbiedt Robinetta om met zo'n oneerbiedige jongen om te gaan. Buiten staat Wistik op hem te wachten. Ze proberen de sleutel te halen, maar Johannes kan die niet vinden. Dan komt Pluizer, een zwart vleermuisachtig wezen, naar hem toe. Die vertelt Johannes dat Wistik en Windekind niet bestaan en dat Johannes een mens is en geen elf. Hij brengt Johannes naar de grote stad en stelt hem voor aan Hein, de Dood. Daarna brengt hij Johannes naar dokter Cijfer. Deze is net bezig het konijn te ontleden in wiens hol Johannes naar het bal is geweest. Pluizer verleidt Johannes om dokter Cijfer te helpen. In een lange tocht door de stinkende stad laat Pluizer aan Johannes de treurige mensen zien. Zij hebben niets om naar uit te kijken. Ze komen bij een groot bal dat op het eerste gezicht kan wedijveren met dat in het konijnenhol. Johannes vindt met name één vrouw erg mooi. Maar Pluizer laat zien dat iedereen alleen maar doet alsof, niemand heeft echt plezier. Om te bewijzen dat hij alles kan wat Windekind kon, maakt Pluizer Johannes ook klein en gaat met hem op visite bij de insecten. Ze gaan onder de grond, waar Pluizer een worm beveelt om voor hen een gang te maken.
Ze komen in een bedompte ruimte die een doodkist blijkt te zijn. Johannes herkent de mooie vrouw van het bal. Dat is mogelijk omdat Pluizer de niet-tijdgebonden waarheid kan laten zien. Na een tocht door vele kisten komen ze uiteindelijk in de doodkist van Johannes zelf terecht. Zodra hij zichzelf herkent, ligt hij in zijn kist en kan zich niet meer bewegen. De volgende dag wordt Johannes wakker in bed met Pluizer aan zijn voeteneinde. Die doet eerst alsof hij van niets weet, maar later op straat wijst hij iemand aan in wiens kist ze die nacht zijn geweest. Johannes blijft in de stad en leert bij dokter Cijfer over de vergankelijkheid en onvolmaaktheid van de natuur. Het is de bedoeling dat hij overal (ook van zijn gevoelens) cijfers maakt, dat is de enig mogelijke bevrediging. Als hij Robinetta op een dag op straat ziet, blijkt zij ook maar een gewoon meisje.
Johannes leert zo lang, dat het op een gegeven moment weer lente wordt. Pluizer vertelt hem dat de zon maar een kaars is waarachter het ook weer donker is. Als Johannes dan de mensen van de eerste lentezon ziet genieten, begint hij hard te huilen. Hij heeft medelijden met ze. Dan mag hij met Pluizer en dokter Cijfer mee naar zijn vader. Achter hen ziet hij een lange gestalte lopen: de Dood komt ook. In het huis ligt Johannes' vader op sterven. Johannes spreekt nog tegen hem, maar zijn vader zegt niets meer terug. Pluizer wil de vader dan gaan ontleden. Dat gaat Johannes te ver en er ontstaat een worsteling. Johannes wint en Pluizer verdwijnt in het niets. Volgens de Dood komt hij ook nooit meer terug als hij eenmaal is weerstaan. Johannes begint op zijn vaders bed te huilen. Als hij weer opkijkt is de Dood weg en zonnestralen breken de kamer in. Hij hoort een stem 'Zonnezoon' zeggen. Het is Windekind. Johannes loopt naar buiten en Windekind vliegt weg, voor hem uit. Johannes gaat achter hem aan tot hij bij de zee komt. Daar gaat Windekind aan boord van een schip waar de Dood al in zit.
Terwijl Johannes staat te kijken, komt er een gedaante over de golven aangelopen. Het is een mens met zeer weemoedige blik. Johannes wil hem 'God' noemen, maar de naamloze vindt dat een slechte en misbruikte term. De naamloze vertelt dat hij degene was die Johannes deed huilen om de mensen. Hij geeft hem de keuze tussen meegaan met Windekind en de Dood (bij wie Johannes een bestaan vol wonderen en waarheid kan hebben) of bij hem en de mensen in de duisternis blijven. Johannes voelt zo'n liefde voor de mensen en deze persoon, dat hij besluit te blijven.
Korte samenvatting:
In dit 'sprookje dat geen sprookje is' geeft Van Eeden het conflict weer tussen het gevoel en het materialisme, waarin tenslotte het gevoel overwint. De ontwikkeling van het kind tot man wordt ons in vier stadia geschetst: - de tijd van droom en fantasie: Windekind-stadium; - de tijd waarin de puber alles wil begrijpen: Wistik-stadium; - de tijd van het wetenschappelijk onderzoek pur sang: Pluizer-stadium; - de tijd waarin het goddelijke wordt gezocht: stadium van de Ongenoemde.
3. De Verdieping
3.1 Compositie en tijdsverloop
- In totaal worden er vier verschillende fasen behandeld, namelijk het
1 Windekind-stadium : kinderlijke fantasie
2 Robinetta-stadium : de puberteit
3 Pluizer/Dr. Cijfer-stadium : de overgang naar de adolescentie, hierin overheerst de drang naar het rationalisme en materialisme.
4 Ongenoemde-stadium : de adolescentie, overwinning van fase 3, vanuit een sociale roeping kiezen voor de mensheid. - Het verhaal is chronologisch verteld. Soms zijn er flashbacks waarin Johannes terugdenkt aan eerdere ervaringen. De vertelde tijd is twee jaar, met sprongen in de tijd, je hebt er namelijk niet zo'n groot besef van dat dit alles in twee jaar speelt. De verteller vertelt het verhaal achteraf, in een tijdsbestek van zo'n twee dagen. Het speelt zich af aan het einde van de negentiende eeuw, dat weet ik omdat er over industrialisatie gesproken wordt, maar nergens wordt er een duidelijke tijdsaanduiding gegeven.
3.2 Ruimte
Er zijn duidelijke tegenstellingen van ruimten, met als belangrijkste voorbeeld de natuur tegenover de stad. Het huis waar Johannes woont, ligt vlak bij de zee in een duin- en bosrijk gebied. Johannes voelt zich hier gelukkig. De tochten met Windekind vinden hier ook plaats. In de stad, met Pluizer, is hij ongelukkig. Het stinkt er, is er groot, armoedig, druk, ellendig en vol ziektes. Volgens Johannes kan hier geen enkel mens gelukkig worden.
Johannes reist vrij veel in het verhaal. Het is niet zozeer zo, dat hij grote afstanden aflegt, maar hij krijgt in het kleine gebied, waar dit verhaal zich afspeelt heel veel verschillende dingen te zien.
3.3 De wijze van vertellen
Het verhaal begint met een alwetende verteller die ons een waargebeurd sprookje aankondigt. Daarna beschrijft hij het dagelijks bestaan van Johannes. Zodra het werkelijke verhaal zich gaat ontwikkelen, kruipt Van Eeden helemaal in zijn hoofdpersoon: bijna het hele boek is geschreven vanuit Johannes. Het fragment waarin Johannes bij de vader van Robinetta komt, is daar een mooi voorbeeld van. Johannes kijkt schuchter rond waardoor de lezer veel moet reconstrueren om een beeld te krijgen van de gebeurtenissen.De alwetende verteller komt hier en daar weer even naar voren. Aan het begin van een paar hoofdstukken brengt hij de actie weer op gang en ook aan het slot van het boek is de verteller aan het woord: hierin kondigt hij aan dat een eventueel nieuw verhaal over Johannes geen sprookje meer zal zijn; Johannes heeft de 'magische' leeftijd achter zich gelaten.De verteller zegt dat zijn verhaal veel weg heeft van een sprookje. Maar daar valt inhoudelijk wel wat op af te dingen. Johannes is vrij passief terwijl een sprookjesprins zich doorgaans van zijn sterkste kant zal laten zien. En het eind van het verhaal is minder optimistisch dan het standaard 'en hij leefde nog lang en gelukkig'.
3.4 Thema
In dit boek staat de manier waarop een kind opgroeit tot volwassene centraal. Daarbij vindt de idealistische Van Eeden dat mensen meer respect voor de natuur moeten hebben, en zich meer naar haar voorbeeld moeten gaan gedragen. Dit komt op twee manieren naar voren.
- TEN EERSTE zijn de personen vrijwel allemaal allegorieën op gevoelens waarmee kinderen te maken krijgen als ze opgroeien. WINDEKIND staat voor de wonderen van de natuur waar kinderen zich mee omringd voelen. Hieruit ontstaat een vorm van nieuwsgierigheid naar het hoe en waarom van alles (WISTIK).Deze nieuwsgierigheid kan doorslaan naar een pessimistisch wereldbeeld waarin zelfs mensen alleen maar radertjes zijn (PLUIZER); hierbij lijkt de harde wetenschap (DOKTER CIJFER) behulpzaam te zijn. Door deze krachten gaat zelfs de liefde (ROBINETTA) ten onder.De enige manier om uit deze spiraal te komen is door iets van de kinderlijke verwondering terug te vinden. Pas dan krijgt het gevoel nuttig te kunnen zijn voor de medemens (DE NAAMLOZE) de kans.
- TEN TWEEDE geeft Van Eeden een aantal levenslessen ten beste over de manier waarop een volwassene zich hoort te gedragen. Zowel in de verhalen over het vuurvliegje en over de meikever als in het fragment van de picknick zien we een waarschuwend vingertje: de mens is te ver verwijderd van de natuur. Ook de waanzin van de oorlog wordt in de scène met de Vrede-mier duidelijk gemaakt.In de lessen van Windekind over de zon als onze vader geeft Van Eeden zijn visie op het christelijk geloof weer. Dat De Naamloze geen God genoemd wil worden, is daar ook een duidelijk teken van. De mens moet zich meer naar de natuur richten en niet een mensenboekje achterna lopen.
3.5. Personages
Johannes (de hoofdpersoon). Johannes is een kleine jongen met veel fantasie en een grote liefde voor planten en dieren. Hij vraagt en zoekt naar de waarheid. In het verhaal groeit hij op van kind tot jong volwassene.
Windekind. Hij is een elf en de zoon van de zon. Hij leert Johannes alles over de natuur, leert hem de taal van de dieren en planten, maar vervreemdt hem steeds verder van de mensenwereld. Windekind haat mensen en Johannes neemt dat langzaam maar zeker over. Hoewel Johannes een mens is, laat Windekind hem alles zien, omdat zij vrienden zijn. Windekind stelt de fantasie van het kind en de liefde voor de natuur voor.
Wistik. Hij is de meest wijze van de kabouters. Hij praat te veel. Wistik spoort Johannes aan op zoek te gaan naar het boekje waar de volledige waarheid in staat. Windekind wil niet dat Johannes naar hem luistert, maar hij doet dit toch en Windekind verlaat hem. Wistik symboliseert de drang naar kennis (het zoeken naar antwoorden).
Robinetta. Zij is een mens en wordt een goede vriendin van Johannes. Zij doen alles samen, totdat Johannes haar vertelt, dat hij opzoek is naar 'het boekje'. Robinetta is het symbool voor de jeugderotiek.
Pluizer. Hij ontkent het bestaan van alles wat bovenmenselijk is. Hij heeft minachting voor gevoelens en vindt het leven zinloos. Pluizer leert Johannes alles van de zin van het bestaan en de dood. Pluizer en dokter Cijfer symboliseren het rationele denken.
Hein. Hij symboliseert de dood. Pluizer brengt Johannes met hem in contact. Eerst is hij bang voor hem, maar later wil Johannes zelfs dat hij hem meeneemt, opdat hij Windekind terugvindt.
de Ongenoemde, God of Christus, in ieder geval een religieuze verschijning, hij wijst Johannes uiteindelijk de weg.
3.6. Titel, ondertitel en motto
Titelverklaring:
De titel verwijst naar Johannes, het jongetje in het verhaal. Hij is op zoek naar het ware geluk, een betere wereld. Het jongetje Johannes is ook te vergelijken met het evangelie van Johannes. Beiden zijn immers op zoek naar een betere wereld.
geen ondertitel of motto
Wel een opdracht die luidt: Aan mijn vrouw.
4. Keuzeopdracht
* Kies een fragment van ong. 250 woorden en herschrijf het stuk alsof het in een heel andere tijd speelt. Pas ook het taalgebruik aan. Plaats beide teksten naast elkaar.
Begrijpt ge nu dat Johannes ontzag voor hem had? - Met den kleinen bruinen Presto ging hij veel vertrouwelijker om. Het was geen mooi of voornaam, maar een bizonder goedig en schrander hondje, dat nimmer verder dan twee pas van Johannes weg te krijgen was en geduldig zat te luisteren naar de mededeelingen van zijn meester. Ik behoef u niet te zeggen hoeveel Johannes van Presto hield. Maar hij had toch ook heel wat ruimte in zijn hart voor anderen over. Vindt ge het vreemd dat zijn donker slaapkamertje met de kleine ruitjes daar ook een groote plaats innam? Hij hield van het behangsel met de groote bloemfiguren, waarin hij gezichten zag en waarvan hij de vormen zoo dikwijls bestudeerd had, als hij ziek was of 's morgens wakker lag, hij hield van het eene schilderijtje dat er hing, waarop stijve wandelaars waren afgebeeld, die in een nog stijver tuin wandelden langs gladde vijvers, waarin hemelhooge fonteinen spoten en kokette zwanen zwommen; - het meest hield hij echter van de hangklok. Hij wond die altijd met zorg en aandacht op en hield het voor een noodzakelijke beleefdheid naar haar te kijken als zij sloeg. Dat ging natuurlijk alleen, zoolang Johannes niet sliep. Was de klok door een verzuim stil blijven staan, dan voelde Johannes zich zeer schuldig en vroeg haar duizend maal vergeving. Gij zoudt misschien lachen, als ge hem met zijn kamer in gesprek hoordet.
Begrijp je nu dat Johannes bewondering voor hem had? Met de kleine bruine Presto ging hij veel vertrouwelijker om. Het was geen mooie of voorname, maar een bijzonder goed en bedachtzaam hondje, dat nooit verder dan twee passen van Johannes weg te krijgen was en geduldig zat te luisteren naar de mededelingen van zijn meester. Ik hoef u niet te zeggen hoeveel Johannes van Presto hield. Maar hij had toch ook heel wat ruimte in zijn hart voor anderen over. Vindt je het vreemd dat zijn donkere slaapkamertje met de kleine ruitjes daar ook een grote plaats innam? Hij hield van het behangsel met de grote bloemfiguren, waarin hij gezichten zag en waarvan hij de vormen zo vaak bestudeerd had, als hij ziek was of in de ochtend wakker lag, hij hield van het ene schilderijtje dat er hing, waarop stijve wandelaars waren afgebeeld, die in een nog stijvere tuin wandelden langs gladde vijvers, waarin hemel hoge fonteinen spoten en sierlijke zwanen zwommen. Het meest hield hij echter van de hangklok. Hij wond die altijd met zorg en aandacht op en hield het voor een noodzakelijke beleefdheid naar haar te kijken als zij sloeg. Dat ging natuurlijk alleen, zo lang Johannes niet sliep. Was de klok door een vertraging stil blijven staan, dan voelde Johannes zich zeer schuldig en vroeg haar duizend maal om vergeving. Jij zou misschien lachen, als je hem met zijn kamer in gesprek hoorden.
Maak jouw eigen website met JouwWeb